Tekst 5. Dialoog in het spirituele itineraium van broeder Charles. Jean-Fançois BERJONNEAU

Jean-Francois BERJONNEAU, France

Broeder Charles leefde zestig jaar vóór het Tweede Vaticaans Concilie.

De notie van interreligieuze dialoog zoals we die vandaag in de kerk horen, was hem totaal vreemd. Hoewel hij naar mijn mening een voorloper was van de toenadering van het Concilie tot de universele dimensie van de missie van de Kerk, viel het proces van dialoog tussen christelijke gelovigen en moslims als zodanig niet in zijn categorieën. Hij leefde met de theologie van zijn tijd in de bekommernis om de moslims te ontmoeten teneinde “deze onwetende zielen” te redden door hen Christus te laten kennen.

Daarnaast oefende hij zijn ministerie uit in een specifieke sociaal-politieke context. Frankrijk breidde in zijn tijd zijn koloniale rijk uit over een deel van Afrika. Velen geloofden destijds dat het beschaafd werk verrichtte en dat het het onderwijs kon bieden dat nodig was om de gekoloniseerde volkeren te bevrijden van armoede en onwetendheid. Broeder Charles hield zich aan deze visie. Hij zag daarom in de islam van zijn tijd geen religie met haar eigen consistentie, haar geschiedenis, haar diverse stromen waarmee christenen met sommigen van hen in dialoog konden treden.

Hoewel de islam op een bepaald moment van zijn leven een zekere fascinatie op hem had uitgeoefend en dat de ontmoeting met de moslims voor hem een ​​niet onbelangrijke fase vormde op de weg van zijn bekering, toch zou hij ver gebleven zijn van het onderschrijven van de conciliaire visie op de islam volgens dewelke “De Kerk met respect de moslims beschouwt die de Ene God aanbidden, levend, barmhartig en almachtig, schepper van hemel en aarde, die met mensen sprak …” (Nostra Aetate nr. 3). Hij situeerde zich dus niet in de theologische problematiek van het Tweede Vaticaans Concilie die in niet-christelijke religies de aanwezigheid van “zaden van het Woord” erkent die een basis kunnen vormen voor het aangaan van een dialoog met gelovigen van een andere religie.

Niettemin, het lijkt mij zo te zijn dat we broeder Charles kunnen beschouwen als een voorloper van de dialoog. Omdat hij met de moslimbevolking die hij ontmoette, in het bijzonder met de Toearegs, een ‘dialoog van het leven’ aanging die in de encycliek ‘Ecclesiam Suam’ van paus Paulus VI in 1964 werd gepresenteerd als de fundamentele basis van elke dialoog: “We kunnen de wereld niet van buitenaf redden; net als het Woord van God dat mens werd, moeten we tot op zekere hoogte de levensvormen assimileren van degenen aan wie we de boodschap van Christus willen brengen … We moeten als we gehoord en begrepen willen worden algemene gebruiken delen, op voorwaarde dat ze menselijk en eerlijk zijn, vooral die van de minsten. Alvorens zelfs maar te spreken, is het noodzakelijk om naar de stem te luisteren en nog meer naar het hart van de mens … We moeten onszelf de broeders van de mensen maken … Het klimaat voor dialoog is vriendschap” Nr. 90.

Dus heeft broeder Charles, door al zijn energie en een groot deel van zijn tijd te besteden aan het leren van de taal van de Toearegs wier leven hij deelde, door zeer eenvoudige gesprekken aan te gaan over de realiteit van hun dagelijks leven, door zich open te stellen voor hun poëzie en dus door te proberen het genie van dit volk te begrijpen, een klimaat van vertrouwen geopend in de dialoog met zijn gastheren tot het punt waarop hij voor velen van hen “een vriend” werd. Hij toonde daarmee aan dat de missie van de Kerk er ook uit bestaat om mensen uit te nodigen om broeders te worden met respect voor verschillen in cultuur of religie, zoals de Kerk gesterkt door de openheid van het Tweede Vaticaans Concilie later in veel landen van de planeet ook deed.

We kunnen daarom als priesters van de priesterfraterniteit Jesus Caritas die we zijn, erkennen dat broeder Charles voor ons een spiritualiteit van dialoog opende die ons nog steeds kan inspireren in de ontmoetingen die we niet alleen met moslims hebben, maar ook met al diegenen die ons geloof niet delen. Zo ontvouwde zich een weg van dialoog die hij opende met de Toearegs op verschillende fundamentele vlakken:

  • Hij wist zijn eigen land te verlaten om zich onder te dompelen in het land van de ander. Hij voerde de beweging uit die paus Franciscus noemt “een Kerk die naar buiten treedt”. Hij verlangde door deze mensen verwelkomd te worden en zoveel als mogelijk “een van hen” te zijn. En hij maakte het leren van hun taal tot een ‘mystiek werk’ omdat het voor hem in de lijn was van de incarnatie van Christus in die mensheid die hij kwam redden.
  • Hoewel het zijn grootste wens was dat moslims zich tot het christelijk geloof zouden bekeren, oefende hij nooit enige druk uit om zijn doelen te bereiken. Hij respecteerde altijd hun vrijheid. In 1908 erkende hij dat hij hen niet wou bekeren en concludeerde dat het waarschijnlijk ook niet Gods wil was. Maar hij bleef temidden van deze Toeareg-mensen wonen in naam van het verbond dat hij met hen had gesloten: gewoon met hen verder gaan op het pad van de broederlijkheid.
  • Zijn doel: de vriend van de ander worden. In een brief die hij aan een correspondent richtte, typeerde hij aldus de manier van omgaan die hij met de moslims om zich heen wilde aannemen: “Ten eerste, in stilte het terrein voorbereiden door goedheid, intiem contact en het goede voorbeeld; hen liefhebben uit de grond van het hart, door hen gewaardeerd en bemind worden. Op die manier vooroordelen doorbreken, vertrouwen winnen, autoriteit verwerven – dit kost tijd -. En vervolgens in het bijzonder tot de best geplaatsten van hen spreken, heel voorzichtig, beetje bij beetje, op verschillende manieren, en aan iedereen geven wat hij bekwaam is te ontvangen. “. Omdat hij het Evangelie niet expliciet kon verkondigen, wilde hij persoonlijk de aanwezigheid van het Evangelie worden. Dit is wat hij bedoelde toen hij zei dat hij ‘het evangelie niet met woorden maar met het hele leven’ wilde uitroepen.
  • Hij kon zich aanpassen aan de manier waarop God naar de moslims kijkt die hij heeft ontmoet. Hij zag hen niet eerst als “ongelovigen” of “ondeugenden”, maar in zijn verlangen om een ​​universele broeder te worden, beschouwde hij hen als “geliefde broeders, kinderen van God, zielen verlost door het bloed van Jezus, geliefde zielen van Jezus”.
  • Hij manifesteerde het gezicht van een diaconale kerk. Hij woonde niet alleen bij hen, maar droeg ook, voor zover hij kon, bij aan de verbetering van hun levensomstandigheden en aan de ontwikkeling van hun land. Hij vocht tegen de slavernij en tegen ziekten, introduceerde medicijnen, nieuwe landbouwtechnieken en communicatiemiddelen in dit zeer arme land.
  • Wanneer hij maar kon, begon hij een spirituele dialoog met moslims. Natuurlijk hing hij helemaal niet de leer van de islam aan. Maar hij herkende een gemeenschappelijk punt met het christelijk geloof: het dubbelgebod om God lief te hebben met heel je hart en je naaste lief te hebben als jezelf. Op basis hiervan ontwikkelde hij talrijke dialogen met zijn moslimvrienden, waarbij hij hen in verschillende omstandigheden liet zien hoe dit dubbelgebod hun dagelijkse relaties kon beïnvloeden.
  • Ten slotte, en dit is niet een van de geringste elementen van dialoog, maakte hij van het paasmysterie de koninklijke weg naar dialoog. Want constant het leven van Christus in Nazareth contemplerend, nam hij net als Jezus de weg van nederigheid, armoede, luisteren en sterven aan zichzelf over in het ontmoeten van de ander. Zijn hele leven heeft hij laten zien dat “er geen grotere liefde is dan je leven te geven voor degenen van wie je houdt. “

Door zichzelf voor te stellen als “een pionier”, toonde hij ons dat de dialoog van het leven een integraal onderdeel is van de missie van de Kerk.

PDF: Tekst 5. Dialoog in het spirituele itineraium van broeder Charles. Jean-Fançois BERJONNEAU -nl

Tekst 4. Onze wijze van evangeliseren

Fernando Tapia, Chili

Als diocesane priesters delen we met de hele kerk de enige missie die zij heeft: evangeliseren. Paus Franciscus heeft ons hiervoor een heel duidelijke leidraad gegeven in zijn apostolische aansporing “Evangelii Gaudium”. We maken deze richtlijnen tot de onze en proberen er inspiratie uit te halen voor ons evangelisatiewerk in onze parochies, gemeenschappen, christelijke opleidingscentra, zorgcentra voor de armsten, enz.

Hoe dan ook, de vraag kan gesteld worden of wij als priesters van de Fraterniteit JESUS CARITAS, een aantal eigen accenten kunnen ontwikkelen die ontstaan uit het charisma en de spiritualiteit van broeder Charles. Wij denken van wel. Hier zijn dan enkele van deze accenten.

1. HET MYSTERIE VAN DE INCARNATIE

Onze manier van evangeliseren wordt allereerst gekenmerkt door het mysterie van de incarnatie, een mysterie dat broeder Charles fascineerde en dat aan de basis ligt van zijn spiritualiteit:

“De incarnatie is geworteld in Gods goedheid. Maar vóór alles is er een ding dat zo prachtig, briljant en verbazingwekkend in het oog springt dat het als een oogverblindend teken schijnt: het is de oneindige nederigheid die een dergelijk mysterie omringt. God, de Zijnde, de Oneindige, de Perfectie, de Schepper, de immens Almachtige, de soevereine Heer van allen, die mens wordt, die zich verenigt met een menselijke ziel en lichaam en die op aarde als een mens verschijnt, als de laatste van de mensen” (Br. Charles, Geestelijke geschriften, p. 49.)

De Incarnatie voltrekt zich altijd in een bepaalde tijd, plaats en cultuur. Broeder Charles maakte er hard werk om de cultuur, de taal, de gewoonten, de poëzie, enz. van de Toeareg te kennen. We willen altijd rekening houden met de historische context en met de kenmerken van de tijd en de cultuur waarin we evangeliseren, omdat we ervan overtuigd zijn dat God zijn incarnatie verlengt in elk tijdperk en dat de verrezen Christus tot ons blijft spreken door de tekenen van de tijd, om ons uit te nodigen Zijn Koninkrijk van het Leven verder uit te bouwen.

Gezien het feit dat Christus de wereld binnenkomt via de “deur van de armen”, zoals aartsbisschop Enrique Alvear zei, willen ook wij graag door deze deur binnengaan in ons werk van evangelisatie en van daaruit het Evangelie aan iedereen verkondigen.

2. DE PERIFERIEËN

In de geest van beschikbaarheid voor onze bisschoppen willen we ons prioritair wenden tot de meest verlaten en afgelegen plaatsen van de kerk. De geografische of existentiële periferieën, zoals paus Franciscus het zegt. Het zijn grensplaatsen: gemarginaliseerde bevolkingsgroepen, afgelegen gebieden, vluchtelingenkampen, migranten, drugs-verslaafden, vrijheid beroofden, de uitgeslotenen in het algemeen. Deze nabijheid zal ons toelaten om de kreet van de armen die soms erg zwak, maar ook soms luid klinkt, te horen en er ons in te mengen. Gebruikmakend van de arme middelen, in principe door onze eigen vriendelijke en barmhartige aanwezigheid.

Broeder Charles zegt ons:

‘Voor mij is het altijd zoekend naar de laatste van de laatste plaatsen, om zo klein te zijn als mijn Meester, om bij hem te zijn, stap voor stap achter hem aan te gaan, stap voor stap, als trouwe dienaar, een trouwe discipel en – want in zijn oneindige, onvergelijkbare goedheid is Hij het waard zo te spreken – als een trouwe broer en een trouwe echtgenoot.” (Br. Charles, Geestelijke geschriften, p. 68).

“Dit goddelijke banket, waarvan ik de bedienaar ben, moet niet worden aangericht voor broeders en verwanten of rijke buren, maar voor de lamme, de blinde, de meest verlaten zielen en degenen die geen priesters hebben… Ik heb toestemming gevraagd en gekregen om me in de Algerijnse Sahara te vestigen. (Idem, p.80).

Als we naar meer welvarende plaatsen worden gezonden, willen we maatschappelijk bewustzijnswerkers en bruggenbouwers zijn tussen de rijken en de realiteit van de armen.
We komen als vrienden en broers van de armen. We ontdekken God die al aanwezig is in hun kreten en aspiraties. We laten ons op onze beurt door de armen evangeliseren en ons ministerie door hen verrijken.

3. HET PERSOONLIJKE GETUIGENIS

Overal, maar vooral op de gemarginaliseerde plaatsen, willen we prioritair evangeliseren door middel van een getuigenis van het leven in plaats van met toespraken. Dit getuigenis is gekenmerkt door nabijheid, eenvoud, verwelkoming, vriendelijkheid, belangstelling voor wat er met de andere gebeurt, concrete dienstbaarheid, innerlijke vreugde. Broeder Charles schreef aan een vriend:

“Je wilt weten wat ik kan doen voor de inboorlingen. Het is niet mogelijk om met hen rechtstreeks over Onze Heer te spreken. Dat zou ze wegjagen. We moeten hen vertrouwen inspireren, vrienden van hen maken, hen kleine diensten bewijzen, hen goed advies geven, bevriend met hen raken, hen discreet aansporen om hun natuurlijke religie te volgen, hen laten zien dat christenen van hen houden. (Idem, p. 84).

Reeds tijdens zijn retraite in november 1897, had hij deze manier van evangeliseren met deze uitspraak geformuleerd, woorden die hij in de mond van Jesus legde: “Volbreng uw roeping: verkondig het Evangelie van de daken, niet met uw woorden, maar met uw leven.”

Dit wil niet zeggen dat we het Ministerie van het Woord moeten verwaarlozen. We weten dat dit een essentieel onderdeel is van onze zending, namelijk het wekken en het voeden van het geloof: ‘Geloof komt door de prediking en de prediking door het woord van Christus’ (Rom. 10, 17). Het Tweede Vaticaans Concilie maakt dit duidelijk in het decreet over “Het ministerie en het leven van priesters”: “Het woord van de verlossing wekt het geloof in het hart van de niet-gelovigen en versterkt het in dat van de gelovigen, en met het geloof start en ontwikkelt zich de gemeenschap van de gelovigen.”(“Presbyterorum Ordinis, nr. 4.)

4. ONZE KEUZE VOOR DE FRATERNITEIT

Door onze keuze voor broederlijkheid, geven we de voorkeur aan teamwork met andere priesters – al dan niet tot onze Fraterniteit behorend – met religieuzen, diakens en leken. We willen meer broeders zijn dan tirannen, leraren of heren, zoals het Concilie het uitdrukt: “Priesters leven met andere mensen als broeders.” (Presbyterorum ordinis, nr. 3) Broeder Charles is het Concilie in dit verband voor geweest wanneer hij werk met de leken zoekt te bevorderen en te waarderen:

“Naast de priesters zijn de Priscilla’s en Aquila’s noodzakelijk om degenen te ontmoeten die de priester niet ontmoet, om door te dringen tot waar hij niet kan doordringen, om naar degenen te gaan die hem ontvluchten, om te evangeliseren door weldoende contacten, met een overvloed aan goedheid, een genegenheid die altijd klaar staat om zichzelf te geven, een goed voorbeeld dat degenen aantrekt die de priester de rug toekeren en principieel vijandig tegenover hem staan.” (Assekrem, 3 mei 1912).

Om dezelfde reden willen we tijd spenderen aan de vorming van de leken, aan hun spirituele begeleiding en aan het ondersteunen van vormen van broederlijke gemeenschappen, en dit met respect voor het ritme van elke persoon.

Evenzeer geloven wij dat onze optie voor fraterniteit een valorisatie is van een manier van leven: een universele broederschap, gekenmerkt door vriendschap, wederkerigheid en dialoog.

Evenzeer leidt onze keuze voor fraterniteit ons ertoe om de deelname van de leken aan het pastorale management van onze parochies te bevorderen, en om elke vorm van autoritarisme en klerikalisme van onze kant en elke vorm van passiviteit van de kant van de leken te vermijden. Het bestaan van Pastorale Raden, Adviescomités voor economische zaken, Teams om de verschillende pastorale sectoren te animeren, Parochieraden, Pastorale plannen die samen worden uitgevoerd, enz. zouden het onderscheidend kenmerk moeten zijn van de parochies of van de pastorale structuren die aan onze zorgen zijn toevertrouwd.

5. GEESTELIJK LEVEN EN EUCHARISTIE

Deze manier van evangeliseren impliceert voor ieder van ons een zeer diepgaand geestelijk leven dat ons ertoe brengt Jezus in de evangeliën te contempleren. Zo worden we meer en meer met Hem geconfigureerd, dankzij de actie van de Heilige Geest in ons. Het zal ons in staat stellen om in de dynamiek van de “kenosis” te treden, de afdaling, de verlatenheid, de onteigening, eigen aan het mysterie van de Incarnatie. Dit sluit in dat we omwille van Hem afstand doen van veel dingen, uit trouw aan het Evangelie: vooroordelen, materiële goederen, prestige, zoeken naar macht, veiligheid, enz. De Heilige Geest zal ons de innerlijke vrijheid geven om nieuwe wegen en ruimten te vinden in de taak van het evangeliseren van de Kerk, steeds zoekend naar de wil van de Vader, met oneindig vertrouwen.

Onze missionaire dynamiek, vooral om de moeilijkste plaatsen te bereiken en het er uit te houden, wordt ondersteund door de viering van de Eucharistie, door de dagelijkse aanbidding en door de andere middelen van geestelijke groei die typisch zijn voor onze Fraterniteit. Ze helpen ons om ons bewust te worden van Gods oneindige liefde voor ons, van zijn trouw en zijn barmhartigheid, en geven ons energie voor onze missie.

De Eucharistie moet voor ons een manier van leven worden, gekenmerkt door het delen van het brood, van persoonlijke verhalen en van het woord, zelfs met mensen uit andere religieuze tradities.

Een soortgelijke spirituele ervaring moet worden bevorderd onder de leken als we onze parochies willen transformeren naar de zendingsoriëntatie die paus Franciscus wil: een kerk onderweg die zonder angst om gekwetst of bevuild te worden door de modder waarop ze stuit, op zoek gaat naar degenen die veraf staan en die afgewezen worden door de samenleving. (Paus Franciscus, Evangelii Gaudium, nr. 28)

Aan de andere kant stelt de Eucharistie ons open om deel te nemen aan het steeds groter wordend kerkelijke lichaam. We willen ons er terdege van bewust zijn dat evangelisatie een gedeelde missie is, samen met het hele bisdom en met de universele kerk. Als diocesane priesters willen we ons als eersten sterk betrokken weten bij het presbyterium, met zijn bisschop aan het hoofd, ter ondersteuning van de uitvoering en de implementatie van de bisdomprojecten waaraan we bijdragen door ons charisma en onze pastorale accenten.

VOOR PERSOONLIJKE REFLECTIE EN GEBED.

  1. Wilt u een punt toevoegen aan dit document?
  2. Evolueert mijn pastorale structuur (parochie, opleidingscentrum, enz.) volgens deze oriëntatie?
  3. Wat moet onze persoonlijke levensstijl kenmerken om in overeenstemming te zijn met deze manier van evangeliseren?

PDF: Tekst 4 – Onze wijze van evangeliseren – NL

ALLES IS GENADE. De laatste brief van Antoine CHATELARD

kleine broeder van Jezus

Alles is genade! Het is ons gegeven om KERSTMIS en het nieuwe jaar te verwelkomen op hetzelfde moment als Covid 19. Édouard en Paul-François testten gisteren (maandagavond) positief, Immanuel en ik negatief, en dit na het bezoek van een nichtje van Edward die op 16 en 17 december uit Parijs kwam. Dus organiseren we ons met betrekking tot de nieuwe situatie zonder te weten wat de komende dagen ons zullen brengen.

Dank voor uw nieuws en uw wensen. Bijna allemaal bereiken ze mij na een stille periode die wordt verklaard door de gebeurtenissen van dit bijzonder jaar die de normale gewoonten en relaties bevragen. Het is ook een nieuwe manier om ons verleden te herbeleven door de jaren heen, waarbij het vieren met historische figuren sporen heeft achtergelaten die mijn geschiedenis niet hadden gemarkeerd toen ik weg was van Frankrijk en zonder de informatiemogelijkheden die we nu hebben.

Aan degenen die vragen hebben over mijn bezigheden en over mijn nieuw boek moet ik zeggen dat het pas zal verschijnen wanneer de datum van de heiligverklaring (van Charles de Foucauld) wordt aangekondigd en dit om voor de hand liggende commerciële redenen. De kopie is reeds meer dan een jaar bij de uitgever en zal alleen handelen over Charles de Foucauld in Tamanrasset. Het boek begint met de geschiedenis van de Assekrem waar hij slechts een paar maanden verbleef in 1911 en waar we bij de bron van de vragen komen over zijn echte motivatie. Daarop volgt een hoofdstuk over zijn activiteiten tijdens het daarop volgend jaar in Tamanrasset (1912), typisch voor zijn opvatting over wereldse zaken. Hoofdstuk 3 zal beperkt blijven tot de enig geprogrammeerde tocht naar Marseille in 1913 met een jonge Toeareg waarover nooit iemand eerder heeft gesproken, zelfs niet in de meest recente boeken. Tot slot, in een laatste hoofdstuk, volgt de beschrijving van één dag in Tamanrasset (1/12/1913). De poging om zijn door hem herzien en gecorrigeerd gebruik van de tijd te volgen, zal ons toelaten hem te zien leven in zijn verschillende bezigheden.

Dit zal slechts een inleiding zijn tot andere onderwerpen die verdienen te worden op punt gesteld en die ons een niet altijd voor de hand liggende vorm van heiligheid kunnen onthullen. Ik verneem nu dat onze paus Franciscus niet alleen zijn encycliek Tutti fratelli heeft afgesloten door over Foucauld te spreken, maar dat hij zojuist een biografie van deze toekomstige heilige heeft aangeboden aan de leden van de Romeinse Curie, zonder te zeggen welk boek het is. Door het beëindigen van “Fratelli tutti” met het vermelden van onze broeder Charles, moedigde hij me aan om mijn werk voort te zetten om nog meer in detail te laten zien hoe Foucauld zijn broederlijkheid beleefde met de mannen en vrouwen die hij liefhad, niet alleen gedurende één dag, maar elke dag tijdens de laatste jaren van zijn leven. Honderden mensen kwamen naar wat hij noemde “de fraterniteit” in de tijd dat hij nog droomde van het ‘groeperen van de discipelen’, maar waar hij altijd alleen is gebleven.

In de beginjaren registreerde hij alleen op losse blaadjes de namen van de begunstigden van zijn aalmoezen en van zijn kleine geschenken. Die namen zijn niet in de editie van de notitieboekjes te vinden zijn. Dit is niet onbelangrijk, omdat ze ons honderden mensen leren kennen die hij in de beginjaren heeft ontmoet. Daarentegen tijdens de laatste drie jaar heeft hij hun naam elke dag opgetekend. Zo kunnen we natellen dat er een paar namen honderden keren voorkomen. Deze cijfers zijn belangrijk om het belang van de ontvangen bezoeken te begrijpen, waarbij dan nog de bezoeken moeten gevoegd die hij zelf aan de een en de ander zal brengen.

Hij die in zijn beginjaren zich niet verder dan honderd meter verplaatste, aarzelt niet langer om kilometers ver te gaan om zieken te bezoeken, maar ook om hun nieuwe huis te bezichtigen of hun tuin te zien, terwijl hij het erg druk heeft door zijn taalkundig werk, zijn gebedstijden en zijn overvloedige correspondentie. Ik wil graag bewijzen dat hij niets doet om hen te bekeren, zelfs als hij daar nog een paar keer over hen praat. Hij weet het zijn plicht om voor hun heil te werken, zoals voor het zijne, door van hen te houden zoals ze zijn en zoals Jezus hen bemint. Dit is de manier waarop zijn zorg voor de redding van iedereen wordt uitgedrukt in de dagelijkse lijsten van zijn notitieboekjes en ook in zijn zeldzame persoonlijke geschriften of in bepaalde brieven.

Ik leer dus om deze personen te tellen en ben verrast te ontdekken dat velen nog in leven waren toen ik in Tamanrasset en op de Assekrem aankwam in 1955 en zelfs veel later.

Natuurlijk heeft hij nog iets te zeggen voor onze kerk en voor de wereld, ook al is niet alles nieuw. De officiële en universele erkenning van zijn heiligheid zal een goede versterking betekenen voor al diegenen over de hele wereld die naar hem refereren en vooral voor de bisschoppen, priesters, leken en religieuzen die door hem geïnspireerd waren en die verdwenen zijn na de rol die zij in de wereld hebben gespeeld. Bovenal zal het een appel zijn voor de jongeren die niet langer geïnteresseerd waren in deze getuige uit een andere eeuw.

Ja, dank aan Franciscus, onze paus, die zijn brief had kunnen eindigen door Franciscus van Assisi te citeren, maar die ons tevens sprak over Charles de F. alsof hij hem een belangrijke rol voor de toekomst van de kerk en de wereld wou geven na de universele pandemie waardoor zijn heiligverklaring wordt vertraagd. We hebben nog nooit zoveel over onze Zalige (Ch. de F.) gesproken als in de voorbije tijd met de dood van Mgr. Teissier, op de dag zelf van zijn feest. De ambassadeur van Algerije in Frankrijk sprak profetische taal door hem als heilige en vooral als landgenoot te bestempelen. De heiligverklaring zal niet veel toevoegen aan de ceremonies in Lyon en in N-D van Afrika. Velen hebben het tijdschrift “En Dialogue” nr. 14 over Charles de Foucauld en de moslims kunnen zien dat net voor deze gebeurtenissen werd uitgebracht.

Ik moet toegeven dat de veroudering mijn mobiliteit niet verbetert, zelfs binnenshuis, ondanks de fysiosessies in de buitenlucht. De gebeurtenissen nemen meer tijd in beslag dan mijn werk over Foucauld. Het te verre perspectief van het verschijnen van mijn boek moedigt me niet aan om te werken, zelfs niet om de vragen te beantwoorden die van overal komen, inbegrepen deze van Tamanrasset en elders in Algerije, die mij verplichten te antwoorden op detailpunten die mij niet verwijderen van zijn geschiedenis.

Aan iedereen een vrolijk Kerstfeest en een beter jaar 2021.
Antoine

PDF: Alles is genade. De laatste brief van Antoine CHATELARD – NL