Tekst 5. Dialoog in het spirituele itineraium van broeder Charles. Jean-Fançois BERJONNEAU

Jean-Francois BERJONNEAU, France

Broeder Charles leefde zestig jaar vóór het Tweede Vaticaans Concilie.

De notie van interreligieuze dialoog zoals we die vandaag in de kerk horen, was hem totaal vreemd. Hoewel hij naar mijn mening een voorloper was van de toenadering van het Concilie tot de universele dimensie van de missie van de Kerk, viel het proces van dialoog tussen christelijke gelovigen en moslims als zodanig niet in zijn categorieën. Hij leefde met de theologie van zijn tijd in de bekommernis om de moslims te ontmoeten teneinde “deze onwetende zielen” te redden door hen Christus te laten kennen.

Daarnaast oefende hij zijn ministerie uit in een specifieke sociaal-politieke context. Frankrijk breidde in zijn tijd zijn koloniale rijk uit over een deel van Afrika. Velen geloofden destijds dat het beschaafd werk verrichtte en dat het het onderwijs kon bieden dat nodig was om de gekoloniseerde volkeren te bevrijden van armoede en onwetendheid. Broeder Charles hield zich aan deze visie. Hij zag daarom in de islam van zijn tijd geen religie met haar eigen consistentie, haar geschiedenis, haar diverse stromen waarmee christenen met sommigen van hen in dialoog konden treden.

Hoewel de islam op een bepaald moment van zijn leven een zekere fascinatie op hem had uitgeoefend en dat de ontmoeting met de moslims voor hem een ​​niet onbelangrijke fase vormde op de weg van zijn bekering, toch zou hij ver gebleven zijn van het onderschrijven van de conciliaire visie op de islam volgens dewelke “De Kerk met respect de moslims beschouwt die de Ene God aanbidden, levend, barmhartig en almachtig, schepper van hemel en aarde, die met mensen sprak …” (Nostra Aetate nr. 3). Hij situeerde zich dus niet in de theologische problematiek van het Tweede Vaticaans Concilie die in niet-christelijke religies de aanwezigheid van “zaden van het Woord” erkent die een basis kunnen vormen voor het aangaan van een dialoog met gelovigen van een andere religie.

Niettemin, het lijkt mij zo te zijn dat we broeder Charles kunnen beschouwen als een voorloper van de dialoog. Omdat hij met de moslimbevolking die hij ontmoette, in het bijzonder met de Toearegs, een ‘dialoog van het leven’ aanging die in de encycliek ‘Ecclesiam Suam’ van paus Paulus VI in 1964 werd gepresenteerd als de fundamentele basis van elke dialoog: “We kunnen de wereld niet van buitenaf redden; net als het Woord van God dat mens werd, moeten we tot op zekere hoogte de levensvormen assimileren van degenen aan wie we de boodschap van Christus willen brengen … We moeten als we gehoord en begrepen willen worden algemene gebruiken delen, op voorwaarde dat ze menselijk en eerlijk zijn, vooral die van de minsten. Alvorens zelfs maar te spreken, is het noodzakelijk om naar de stem te luisteren en nog meer naar het hart van de mens … We moeten onszelf de broeders van de mensen maken … Het klimaat voor dialoog is vriendschap” Nr. 90.

Dus heeft broeder Charles, door al zijn energie en een groot deel van zijn tijd te besteden aan het leren van de taal van de Toearegs wier leven hij deelde, door zeer eenvoudige gesprekken aan te gaan over de realiteit van hun dagelijks leven, door zich open te stellen voor hun poëzie en dus door te proberen het genie van dit volk te begrijpen, een klimaat van vertrouwen geopend in de dialoog met zijn gastheren tot het punt waarop hij voor velen van hen “een vriend” werd. Hij toonde daarmee aan dat de missie van de Kerk er ook uit bestaat om mensen uit te nodigen om broeders te worden met respect voor verschillen in cultuur of religie, zoals de Kerk gesterkt door de openheid van het Tweede Vaticaans Concilie later in veel landen van de planeet ook deed.

We kunnen daarom als priesters van de priesterfraterniteit Jesus Caritas die we zijn, erkennen dat broeder Charles voor ons een spiritualiteit van dialoog opende die ons nog steeds kan inspireren in de ontmoetingen die we niet alleen met moslims hebben, maar ook met al diegenen die ons geloof niet delen. Zo ontvouwde zich een weg van dialoog die hij opende met de Toearegs op verschillende fundamentele vlakken:

  • Hij wist zijn eigen land te verlaten om zich onder te dompelen in het land van de ander. Hij voerde de beweging uit die paus Franciscus noemt “een Kerk die naar buiten treedt”. Hij verlangde door deze mensen verwelkomd te worden en zoveel als mogelijk “een van hen” te zijn. En hij maakte het leren van hun taal tot een ‘mystiek werk’ omdat het voor hem in de lijn was van de incarnatie van Christus in die mensheid die hij kwam redden.
  • Hoewel het zijn grootste wens was dat moslims zich tot het christelijk geloof zouden bekeren, oefende hij nooit enige druk uit om zijn doelen te bereiken. Hij respecteerde altijd hun vrijheid. In 1908 erkende hij dat hij hen niet wou bekeren en concludeerde dat het waarschijnlijk ook niet Gods wil was. Maar hij bleef temidden van deze Toeareg-mensen wonen in naam van het verbond dat hij met hen had gesloten: gewoon met hen verder gaan op het pad van de broederlijkheid.
  • Zijn doel: de vriend van de ander worden. In een brief die hij aan een correspondent richtte, typeerde hij aldus de manier van omgaan die hij met de moslims om zich heen wilde aannemen: “Ten eerste, in stilte het terrein voorbereiden door goedheid, intiem contact en het goede voorbeeld; hen liefhebben uit de grond van het hart, door hen gewaardeerd en bemind worden. Op die manier vooroordelen doorbreken, vertrouwen winnen, autoriteit verwerven – dit kost tijd -. En vervolgens in het bijzonder tot de best geplaatsten van hen spreken, heel voorzichtig, beetje bij beetje, op verschillende manieren, en aan iedereen geven wat hij bekwaam is te ontvangen. “. Omdat hij het Evangelie niet expliciet kon verkondigen, wilde hij persoonlijk de aanwezigheid van het Evangelie worden. Dit is wat hij bedoelde toen hij zei dat hij ‘het evangelie niet met woorden maar met het hele leven’ wilde uitroepen.
  • Hij kon zich aanpassen aan de manier waarop God naar de moslims kijkt die hij heeft ontmoet. Hij zag hen niet eerst als “ongelovigen” of “ondeugenden”, maar in zijn verlangen om een ​​universele broeder te worden, beschouwde hij hen als “geliefde broeders, kinderen van God, zielen verlost door het bloed van Jezus, geliefde zielen van Jezus”.
  • Hij manifesteerde het gezicht van een diaconale kerk. Hij woonde niet alleen bij hen, maar droeg ook, voor zover hij kon, bij aan de verbetering van hun levensomstandigheden en aan de ontwikkeling van hun land. Hij vocht tegen de slavernij en tegen ziekten, introduceerde medicijnen, nieuwe landbouwtechnieken en communicatiemiddelen in dit zeer arme land.
  • Wanneer hij maar kon, begon hij een spirituele dialoog met moslims. Natuurlijk hing hij helemaal niet de leer van de islam aan. Maar hij herkende een gemeenschappelijk punt met het christelijk geloof: het dubbelgebod om God lief te hebben met heel je hart en je naaste lief te hebben als jezelf. Op basis hiervan ontwikkelde hij talrijke dialogen met zijn moslimvrienden, waarbij hij hen in verschillende omstandigheden liet zien hoe dit dubbelgebod hun dagelijkse relaties kon beïnvloeden.
  • Ten slotte, en dit is niet een van de geringste elementen van dialoog, maakte hij van het paasmysterie de koninklijke weg naar dialoog. Want constant het leven van Christus in Nazareth contemplerend, nam hij net als Jezus de weg van nederigheid, armoede, luisteren en sterven aan zichzelf over in het ontmoeten van de ander. Zijn hele leven heeft hij laten zien dat “er geen grotere liefde is dan je leven te geven voor degenen van wie je houdt. “

Door zichzelf voor te stellen als “een pionier”, toonde hij ons dat de dialoog van het leven een integraal onderdeel is van de missie van de Kerk.

PDF: Tekst 5. Dialoog in het spirituele itineraium van broeder Charles. Jean-Fançois BERJONNEAU -nl

Reacties zijn gesloten.